Spring naar content

Foto © Jelmer de Haas

C.C.S. Cronestipendisten: hoe gaat het nu met Annet Schaap?

11 februari 2021

De Gemeente Utrecht stelt elk jaar drie stipendia à €3000,- beschikbaar voor beloftevolle Utrechtse auteurs. In 2020 was Annet Schaap één van de stipendisten. Voor ze aan haar debuut Lampje begon, illustreerde ze zo’n 200 kinderboeken, van de Hoe-overleef-ik-reeks tot Meester Jaap. Nu schrijft ze zelf. De jury van de C.C.S. Cronestipedia noemde het ‘bijzonder en razend knap dat haar werk zowel kinderen als volwassenen aanspreekt. Dat vermogen is zeldzaam in de letteren en wordt te weinig gewaardeerd.’ Hoe gaat het nu met haar, waar is ze aan bezig? ILFU ging bij haar langs in haar atelier om het te vragen.

Hoi Annet! Je hebt tot nu toe twee boeken uitgebracht die je zelf schreef, Lampje natuurlijk, en De boom met het oor, een prentenboek geïllustreerd door Philip Hopman. Hoe was het om eens niet de illustrator, maar de schrijver te zijn?

Ja, heel anders! Het is erg mooi geworden. Ik had het zelf niet zo kunnen illustreren en ik had het op dat moment ook niet willen doen. Eigenlijk was De boom met het oor iets om het publiek een beetje bezig te houden na Lampje. Het verhaal had ik al liggen, en ik was al een hele tijd bezig met nieuwe dingen, maar dat duurde erg lang. Toen bedacht mijn redacteur: misschien kunnen we dit uitgeven. Ze vroeg: ‘Wil je het zelf illustreren?’ Maar dan zou ik maanden zitten tekenen, en daar had ik toen niet zo’n zin in.
Ergens vond ik het toch wel jammer. Het leek nét niet op wat ik in mijn hoofd had. En dat is logisch, toen ik zelf illustreerde waren er ook veel schrijvers die bij een tekening zeiden: ‘Dit had ik anders voor me gezien.’ Nu voel ik dat zelf ook.
Het is prachtig, en veel mooier dan ik had verwacht, of zelf had kunnen maken. Maar niet hetzelfde.

Aan wat voor nieuwe dingen werk je nu?

Ik heb ooit gedroomd, toen ik met Lampje bezig was, dat er in NRC Handelsblad stond dat er nu drie boeken waren: ‘De drie prachtige troostboeken van Annet Schaap’.
Dat heb ik onthouden en toen dacht ik: ja, dat ga ik laten uitkomen. Het worden dus, met Lampje erbij, drie dikke boeken die een beetje op elkaar lijken. Met het tweede boek ben ik al een hele tijd mee bezig, eigenlijk sinds Lampje uit is. Dat gaat niet gemakkelijk. Voor mijn gevoel ben ik heel veel tijd kwijt geweest met alle naweeën van Lampje. Het kreeg veel aandacht, en dat kost óók tijd en werk, interviews geven en in het buitenland dingen doen. Leuk en luxe werk. Nu is dat voorbij, en dat is wel goed.
Mijn zus is heel ziek geworden en overleden, daar ben ik ook veel mee bezig geweest. Ik wilde wel veel schrijven, maar dat lukte niet. Het is nu bijna een jaar geleden dat ze gestorven is en in dat jaar ben ik bezig geweest met dat éne tweede boek, maar de afgelopen tijd is er iets tussendoor gekomen waarvan ik nu wel zeker weet dat dat eerst uit gaat komen. Mijn wens is dat er in 2021 twee boeken gaan komen: het tweede boek, en eentje met losse sprookjes.
Ik weet nog niet of dat gaat lukken, misschien duurt het tweede boek iets langer.

Hoe kwamen die sprookjes bij je terecht?

Ik word weleens gevraagd voor korte dingen. Zo heb ik voor jullie ook een keer een verhaal geschreven [Adem in ILFU’s online magazine 50 Stories for Tomorrow, red.]. Een tijd geleden werd ik gebeld door een uitgever die een boek wilde maken van een sprookje dat ik dan zou bewerken. Ik mocht zelf kiezen welk.
Nou, enig! Geweldig, wat leuk! Ik was er al een beetje over aan het nadenken, en vertelde het aan mijn redacteur bij Querido, maar die zei toen: ‘Dat willen we helemaal niet!’
Als illustrator ben je niet van één uitgeverij, maar als schrijver eigenlijk een beetje wel. Daar had ik helemaal niet aan gedacht. We hebben erover gepraat en ik besloot: dan doe ik het niet. Maar zoals dat soms gaat met dingen die je je voorneemt om niet te doen, deed ik het opeens toch. Dus ik heb tóch een sprookje geschreven, wat ik zelf erg leuk vond. Ik liet het aan mijn redacteur bij Querido lezen en die belde eigenlijk meteen op: ‘Dit willen wij uitgeven!’
We hebben bedacht dat ik er eigenlijk een paar sprookjes bij moest schrijven. Ik wist eerst niet of dat zou lukken, maar de afgelopen weken komt er echt iets moois van. Sprookjes! En die ga ik zelf illustreren. Het moeten er zeven worden. Zes kan niet – zes sprookjes, dat is niet in orde.

Klinkt goed! En het andere boek waar je aan werkt, is dat een vervolg op Lampje?

Nee, niet echt. Veel kinderen willen dat heel graag, ze rekenen er ook op. Het is heel gewoon geworden dat er een deel twee komt, een paar maanden later. Maar dat wil ik helemaal niet. Het is wel diezelfde wereld, maar het verhaal gaat over andere personages.

Ik las in je interview met Het Parool dat je op reis een foto hebt gemaakt van een vuurtoren, waarop je Lampje hebt geïnspireerd.

Ja, dat was een magisch moment. Dat was het écht.
Tot mijn veertigste heb ik niet erg veel gedaan of gezien, eigenlijk een beetje geslapen. Maar toen ging ik op reis naar Amerika, ontmoette mijn man, en we kregen ook vrij snel een kind, en ik dacht: nu wil ik het allemaal!
We hebben een camper gekocht en zijn voor een paar jaar op reis gegaan. Ik heb Hoe-overleef-ik’jes zitten tekenen aan een tafeltje achterin. En dat was heel heerlijk… tot het weer ophield: het kind moest naar school, Hoe-overleef-ik stopte, en de boekhandels stortten een voor een in. Iedereen zei: ‘Boeken? Dat is het niet meer, dat wordt nooit meer wat.’
Dat dachten mensen toen écht. Dus wat nu?
Op een van de laatste dagen van die reis had ik op een veerboot een foto gemaakt van een vuurtoren. Er was een soort stem die zei: ‘Hier ga jij een boek over schrijven.’
Daar ben ik toen aan begonnen, ook al was álles ertegen om het te doen. Ik moest geld verdienen, en juist als een gek heel veel tekenen, en ik had een opdracht aangenomen van een museum om grote platen te maken van de middeleeuwen en de Romeinse tijd. Dat vond ik heel moeilijk. Zo’n soort tekenaar die dat allemaal heel precies tekent ben ik helemaal niet. Ik kreeg ook plots heel veel last van mijn hand, pijn elke keer dat ik mijn pen vasthield, en ik dacht: het is gedaan. Ik weet niet wat ik moet doen!
Ik ben toen naar een handencentrum gegaan om te laten bekijken of er pezen verkeerd zaten, maar er was helemaal niks met die hand. Het gekke was ook, tekenen ging niet, maar schrijven – op de een of andere wonderlijke manier ging dat best. Een psychiater daar zei: ‘Volgens mij zit het in je hoofd.’ Toen dacht ik: Ah, dan begrijp ik het. Ik wil gewoon gaan schrijven.
Dus ik ben maar ergens begonnen, met het verhaal van die vuurtoren, en het nam het me helemaal mee. Het was heel vervullend. Geweldig, eigenlijk. Het maakte me zo blij.

Je zei net dat je droomde dat NRC Handelsblad je boeken ‘troostboeken’ noemde – hoezo ‘troost’? Is dat wat je wilt doen?

Misschien wel. Als kind voelde ik me door mijn liefste boeken getroost. Misschien nog steeds wel. Je leest daar over verdriet, grote avonturen, moeilijke dingen, maar er zit iets omheen waardoor je dat kan verdragen. Iets als liefde, maar ik zoek eigenlijk een ander woord.
Sommige boeken voor volwassenen hebben dat ook, maar ik houd zelf het meeste van verhalen die op de grens zitten, die kinderen en volwassenen allebei aanspreken.
En troosten, jazeker. En minder eenzaam maken.

Lampje gaat ook over best grote dingen, die je niet vaak in kinderboeken leest. Dacht je daarover na terwijl je het schreef?

Nee, ik was ook helemaal niet overtuigd dat het wel zou aanslaan. Ik vond het zelf mooi toen ik eraan bezig was, en ik denk dat ik het zelf als kind graag had willen lezen, juist doordat het soms écht erg en écht moeilijk is. Ik denk eigenlijk niet aan kinderen terwijl ik schrijf. Ik ken ook helemaal geen kinderen. Of ja, ik heb zelf een kind, maar die houdt niet zo van lezen. Ik kan het kind in mezelf nog erg goed vinden en voelen, dat is het eigenlijk. Daar schrijf ik voor.
Ik herinner me dat ik een keer naar Broese ben gegaan en allerlei boeken even heb doorgebladerd om te zien: kán dat wel, zo’n raar, breedlopig verhaal? Toen las ik allemaal zulke vreemde dingen dat ik dacht: nou, wat ik doe, dat kan dan ook wel. Het hoeft allemaal niet hap-klaar.
Soms zegt mijn redacteur wel: ‘Dit gaat te ver,’ of: ‘Dat is te akelig,’ dan verander ik het een beetje. Het moet natuurlijk niet afschrikken. Bij Lampje dacht ik: dat haar vader haar een klap geeft, dat ga ik ontzettend op mijn brood krijgen – wat heb ik gedáán? In Nederland heb ik daar volgens mij nooit iemand over gehoord. In Amerika, waar het boek afgelopen zomer is uitgekomen, vallen ze er wel over, daar vinden ze dat de vader straf moet krijgen. Die heeft -ie natuurlijk al, hij heeft vreselijke spijt! Maar dat is niet écht straf, niet van de wet. Dat Lampje op het eind tegen hem zegt: ‘Het is al goed,’ dat kan daar niet.
Het blijft altijd spannend, zoiets, ook omdat ik ervan moet leven. Ik heb heel veel tijd in Lampje gestoken en als het niets was geworden, had ik als een gek moeten gaan illustreren om geld te verdienen. En daar had ik eigenlijk niet zo’n zin meer in. Nu nog steeds niet, het is nu wéér spannend. Daarom is zo’n stipendium erg fijn.

Ook in 2021 zijn we weer open voor aanmeldingen voor een C.C.S. Cronestipendium! Ben jij een beloftevolle Utrechtse auteur? Lees hier meer over hoe je je kunt aanmelden en zend je werk vóór 1 april in!

Scroll naar boven