Spring naar content

Foto © Jelmer de Haas

C.C.S. Cronestipendisten: hoe gaat het nu met Munganyende Hélène Christelle?

19 maart 2021

De Gemeente Utrecht stelt elk jaar drie stipendia à €3000,- beschikbaar voor beloftevolle Utrechtse auteurs. In 2020 was Munganyende Hélène Christelle één van de stipendisten. De schrijfster is bekend van haar maatschappijkritische essays en werd door de NRC genoemd als één van de tien nieuwe literaire talenten van 2020. De jury van de C.C.S. Cronestipedia zei over haar werk: “Munganyende Hélène Christelle werkt aan een intrigerende roman die een inkijkje geeft in het alledaagse leven van een Nederlands gezin met een vluchtgeschiedenis in centraal Afrika. De beschrijvingslust spat van de pagina’s.” Hoe gaat het nu met het schrijven? ILFU vroeg het haar.

Je bent bezig aan je debuutroman, Vreemd fruit, die dit jaar verschijnt bij Uitgeverij Pluim. Zou je daar wat meer over willen vertellen, waar gaat het boek over?

Vreemd fruit gaat over een jonge vrouw die op zoek is naar emancipatie in een context die getekend wordt door een mysterieus verhaal van migratie. De hoofdpersoon is een jong Rwandees meisje dat vanaf haar geboorte een wereld van tegenstellingen ingeslingerd is, tussen haar meisjesbestaan en vrouw-wording. Het is tegelijkertijd een bewogen verhaal over de gevolgen van vluchten voor een kind, maar ook een verhaal over het alledaagse leven van een Afrikaans gezin dat in vreugde en verbondenheid wil wortelen in een nieuw land.
Hoe verder ik kom in mijn schrijfproces, hoe meer ik ondervind dat Vreemd fruit ook een verhaal is over hoop vinden in een tijd dat alles op het tegenovergestelde lijkt te wijzen. In denk dat ik voor zo’n thema kies omdat we nu ook in zo’n tijdsgeest zitten. Ik hoop aan het einde van mijn schrijfproces ook een sprankje hoop over te houden en over te dragen aan de lezer.
Verhalen als deze met een zwart personage in de hoofdrol zijn verhalen waar de blik van de ander vaak centraal staat. Ik wil juist het verhaal en het alledaagse leven van deze personages centraal stellen om te laten zien dat zij er ook kunnen uitzien als jij en ik.

Veel van wat je hebt gepubliceerd tot nu toe is essayistisch. Waarom heb je met Vreemd fruit gekozen voor fictie, in plaats van non-fictie?

In de eerste instantie wilde ik debuteren met non-fictie omdat ik het meest bekend ben met dit genre. Ik wilde mezelf uitdagen door te kiezen voor een ander genre en ik merkte ook dat fictie meer ruimte biedt om op een poëtische manier maatschappelijke kritiek te geven. Mijn mentor en theatermaker Romana Vrede zegt daar bijvoorbeeld over dat je worteltaart kunt bakken of een chocoladetaart kunt maken en daar wortels in kunt stoppen.
Ik denk ook dat fictie mij als auteur een langere adem geeft om meer te leren over en van de wereld voordat ik definitieve uitspraken doe in die wereld. Om me heen zie ik hoe jonge auteurs met een migratieachtergrond getypecast kunnen worden in een genre dat misschien niet hun eerste keuze zou zijn geweest, omdat dat genre nou eenmaal goed verkoopt. Gelukkig verzetten veel van ons zich daar steeds meer tegen. Bijvoorbeeld: ben ik poëet, noem me dan ook een poëet.

De titel Vreemd fruit doet me denken aan het lied Strange Fruit van Billie Holliday, hoe ben je op deze titel gekomen?

De titel van het boek is een woordspeling op Jan Wolkers Turks fruit en Billie Holidays Strange Fruit. Het is een verwijzing naar ‘de ander’ als vreemde, als vrouw, als verboden vrucht en is tegelijkertijd een eerbetoon. De titel is een vraagstelling. Vreemd fruit, maar voor wie? Wie bepaald wat vreemde vruchten zijn en hoe weerleggen we de blik van de ander?

Ik las dat je professor Beyoncéology bent aan ArtEZ! Dat klinkt interessant, hoe zien die lessen eruit?

Ik ontwikkel inderdaad het vak Beyoncéology aan het ArtEZ. Het is een lange adem: ik ontwikkel een curriculum waarbij ik op een kritische manier nadenk over de rol van gender en etniciteit in de letteren, iets wat in Nederland nog heel erg mist. Om mijzelf en de studenten te helpen die complexiteit te begrijpen gebruik ik popcultuur als middel. Ik wil studenten literatuur en creative writing maar ook literatuurprofessionals aanmoedigen om verder te denken dan de klassieke gebaande paden in de literatuur. Ik gebruik daarvoor voorbeelden zoals het werk van poëet Morgan Parker: ‘There are more beautiful things than Beyoncé.’
De studenten worden ook uitgenodigd om klassieke literaire werken te lezen van zwarte vrouwen zoals Toni Morrison. Ik richt een kritische blik op de invloed van popcultuur op feminisme en feministische literatuur. Daarvoor duiken we in het werk van Oyerinke Oyewumi . Het vak heet Beyoncéology omdat het op het kruispunt bestaat tussen klassieke literatuur en literatuur die ontstaat vanuit de populaire cultuur. Ik stel daarmee dat er niet zoiets bestaat als hoge of lage cultuur: samen maken en bepalen we wat cultuur is. Het vak put uit de rijke traditie van zwarte vrouwelijke poëten, schrijvers en rappers en hun bijdrage aan de verdere ontwikkeling van het vakmanschap van verhalen vertellen.

Je hebt ook een podcast, Fufu & Dadels, waarin je met vier andere millennial vrouwen van kleur maatschappijkritische gesprekken voert over onder andere feminisme, mentale gezondheid en zusterschap. De podcast is een safe space voor luisteraars. Zie je je schrijven ook als een safe space voor lezers?

Podcasten leert mij vooral wat vrij makerschap betekent, dus: wat het betekent om te kunnen maken als maker met een migratieachtergrond zonder restricties en zonder rekening te hoeven houden met iemand die je op de vingers kijkt. Dat kan een witte blik zijn of de verantwoordelijkheid om je te verhouden tot je gemeenschap als vertegenwoordiger. Het tegenovergestelde daarvan is een soort vanzelfsprekendheid van bestaan. Dat is ook het type vanzelfsprekendheid van bestaan waar ik graag mee debuteer.

Hoe heeft het krijgen van het stipendium in je werkproces bijgedragen?

Het was een grote aanmoediging en steun in de rug voor mij als debutant. Dankzij het stipendium durf ik meer te vertrouwen op mijn pen. Vanwege mijn meertaligheid ontstaat er bij mij soms twijfel over mijn woordenschat, zelfs als auteur en iemand die woorden haar thuis heeft gemaakt. Nu is die meertaligheid juist iets wat ik in mijn debuut verwerk. Woorden uit het Kinyarwanda en Frans zijn een actief onderdeel van de verhaalwereld. Het stipendium was een herinnering aan datgene wat ik van kinds af aan al weet, dat woorden mijn thuis zijn. Die realisatie wringt: enerzijds zou de erkenning er niet toe moeten hoeven doen. Anderzijds weet ik dat het letterenvak een weinig toegankelijke tak van sport is, waarin dit soort herinneringen je de moed kunnen inspreken om door te gaan en het letterenvak met jouw aanwezigheid en die van anderen, binnenstebuiten te keren en te veranderen.

Ook in 2021 zijn we weer open voor aanmeldingen voor een C.C.S. Cronestipendium! Ben jij een beloftevolle Utrechtse auteur? Lees hier meer over hoe je je kunt aanmelden en zend je werk vóór 1 april in!

Scroll naar boven